Wat loopt hij er raar bij
Ik lees een boek geschreven door een moeder met een soortgelijk verhaal dan wat ik beleef. Met het verschil dat deze moeder hulp zoekt, om zelf eens rust te hebben, maar het niet kan vinden. Op een gegeven moment loopt ze rond in een logeerhuis, dat er fris en vrolijk uitziet, waar lieve mensen werken, maar ze kan het toch niet over het hart verkrijgen haar kind daar te laten logeren. Want niemand kan zo goed voor haar zoon zorgen dan zij zelf. Wij laten Scott al jaren logeren, soms omdat wij met ons gezin iets willen doen, dat samen met Scott gewoon niet gaat. Of soms gewoon omdat het ons allemaal rust geeft. Soms voel ik me opgelucht als hij weg is en soms voel ik mij een ontaarde moeder. Ik denk dat al deze gevoelens er gewoon bijhoren. Net als iedereen kom ik op straat, in de winkel of in de buurt van een woonpark, mensen met een beperking tegen. En wat me dan wel eens op valt is dat deze mensen soms een vreemde kledingkeuze hebben. Daar kun je om giechelen, zoals ik andere mensen, zelfs mensen uit mijn omgeving wel eens zie doen. Maar ik denk dan aan deze mensen met de beperking, zij beseffen niet dat hun broek net tien centimeter te kort is, of dat sokken in sandalen echt geen gezicht zijn. Nu moet ik toegeven dat ik mensen zonder beperking deze fout ook regelmatig zie maken, maar goed. De mensen met de beperking zouden hier meer in begeleid moeten worden, denk ik dan. En daar zit natuurlijk mijn angst, als Scott uit logeren is of zelfs ooit uit huis zal gaan wonen, hoe loopt hij er dan bij? Trekken ze hem wel kleuren aan die bij elkaar passen, geen gekrompen versleten kleren, twee dezelfde sokken, dezelfde schoenen, past het allemaal nog wel? De zorg uit handen geven blijft voor iedere moeder moeilijk. Daarom doen we het liever zelf en daarom leggen we ’s avonds vaak de kleren alvast klaar. Zo kan zelfs haar eigen man, de vader van het kind, niet de fout in gaan. Het is vrijdagmorgen, ik breng Scott naar zijn dagcentrum, zijn weekendtas gaat mee, want hij gaat meteen vanuit het dagcentrum met het taxibusje naar het logeerhuis. Zondagavond zullen we hem zelf weer ophalen. Zondagmorgen zie ik in onze hal twee verschillende schoenen van Scott staan. Dit betekent dat Scott al het hele weekend met twee verschillende schoenen rondloopt. En raad eens wie die vrijdagmorgen bij hem aangedaan heeft…
Snorkelen
Tioman eiland is een snorkel en duikparadijs. Dus uiteraard moeten wij dat ook eens proberen. Bij het passen van de brillen en flippers hebben we Sverre al in tranen. Het elastiek trekt aan zijn haar en het is niet fijn dat je geen adem kan halen door je neus. We laten ons afzetten met een bootje op een houten vlot, dat vlak voor een klein onbegaanbaar eiland ligt. De man van het bootje meldt dat hij gaat lunchen en over twee uur terug komt. Maar dat lijkt ons wat lang, we vragen hem een collega te sturen over een uurtje. We worden alleen gelaten terwijl ik op een les: “snorkelen voor dummies” had gehoopt. Ik trek mijn flippers aan en zet de bril op, die meteen vacuüm zuigt over mijn neus, ook ik vind het geen fijn gevoel dat ik niet door mijn neus kan ademen. Zeer dapper laat ik me van het vlot afglijden, waarna ik me meteen heel onhandig voel door de flippers. Je kunt geen schoolslag doen en dat is nu net de slag die ik het beste kan. Maar dapper als ik ben laat ik het vlot los en zwem een meter van het vlot af. Ik stop mijn hoofd onder water en adem rustig door mijn mond door de snorkel. Rustig ademhalen is de enige tip die ik meegekregen heb. Nog geen tien seconden ben ik onder water of ik voel een paniek in mijn hele lijf en hoofd. Een paniek dat ik zal zinken, dat ik geen adem kan halen. Ik kom omhoog en spartel terug naar het vlot. “Ik kan het niet” stamel ik. Snel trek ik mijn flippers uit en gooi ze op het vlot, ik klim op het vlot, wat nog niet eenvoudig is omdat ze het trapje te hoog hebben gemaakt. In de brandende zon zit ik op het vlot en heb besloten dit niet meer te zullen proberen. Ik ben nooit goed geweest in onder water zwemmen, eigenlijk niet eens in zwemmen. Ik houd er ook helemaal niet van. Ik mocht ook nooit op voor mijn B diploma omdat ik de zes meter onder water niet kon halen. Mijn kinderen moeten voor het A diploma al drie meter kunnen en voor de B zes, hen lukt het wel. Zij gaan ook voor het C diploma en zijn echte waterratten, dit hebben ze duidelijk niet van mij. Dat ik toen ik jong was tot twee keer toe ben ondergeduwd en proestend en doodsbang boven water kwam heeft denk ik ook nog steeds zijn effect in mijn angst. Dit komt nooit meer goed, voor mij geen snorkeltrip naar het mooie koraal en de mooiste vissen. Brian en Myron bekijken de bodem grondig. Sverre zwemt zonder bril en ik zit op het bloedhete vlot te wachten tot het bootje ons weer komt ophalen. Myron en Brian zullen over een uur echt duikles krijgen, terwijl ik me naast het zwembad neerzet en Sverre er in. Maar na de duikinstructies, net voordat ze het water in zouden gaan, wordt Myron ziek, misselijk, overgeven en duizelig. Brian en Myron balen, ze hadden er echt zin in, maar er zit niks anders op dan terug naar het huisje gaan. Bijkomen in de airconditioning. Ik ben echt een landrot, dat is duidelijk. Maar mijn gezin zijn echte waterratten, zij zullen zeker nog gaan snorkelen en duiken, is het niet deze vakantie dan is het wel een volgende. Ik zal aan de kant zitten, pas op de tassen, maak foto’s en zal een heerlijke cocktail uitproberen. Koraal en vissen zal ik bewonderen in boeken en op foto’s.
Jungle
We zijn op een tropisch eiland: Tioman, bij Maleisië. Het eiland is niet groot, toch kun je niet zomaar van links naar rechts. Het hele eiland is namelijk oerwoud, dicht begroeid met prachtige oude en nieuwe bomen. Langs de randen van het eiland zijn strandjes en aan die strandjes wonen de 4000 inwoners die het eiland rijk is. Het is ook aan die strandjes waar een aantal ressorts zijn gebouwd en waar de toeristen zich terug kunnen trekken. Een leuk huisje, vlak aan het strand en het zwembad is ons onderkomen voor deze week, met als belangrijkste ingrediënt: een airconditioning. Deze is broodnodig, want het is bloedheet op dit tropische eiland. We vragen bij de receptie wat het kost om ons naar de andere kant van het eiland te brengen. Een rit van nog geen tien kilometer. We hebben het idee dat ze een beetje veel rekenen en proberen ons geluk zelf in het dorp. Natuurlijk vinden we meteen een chauffeur met vierwiel aandrijving, anders kom je de berg niet over. Hij brengt ons naar een paadje dat we af moeten lopen om bij een waterval te komen. De waterval zelf is niet zo spectaculair, maar de omgeving wel. We zijn in een oerwoud, we zien bomen, planten en vlinders die we nog nooit eerder gezien hebben. We voelen ons avonturiers op het paadje, waar we moeten klimmen en dalen. Het is een tochtje van vijf minuten, maar we zouden toch zomaar een slang kunnen tegenkomen. De aardige chauffeur brengt ons naar het schildpaddenopvangcentrum. Hier leert een aardige Zweedse jongen ons dat, als het zo doorgaat, onze kinderen als ze volwassen zijn, er geen schildpadden meer in de zee zullen leven. Als schildpadden vijf jaar zijn zwemmen ze terug naar hun geboorteplek om daar eieren te leggen. Maar de meesten halen de vijf jaar niet, door visserij, vervuiling en omdat hun geboortestrand ineens wel eens heel erg verandert kan zijn in die vijf jaar. Ineens staat er een ressort, die ’s nachts de lampen aan laat voor de toeristen, door dat licht komt de schildpad niet aan land. De schildpaddenopvang verzamelt ’s nachts de versgelegde eieren en graaft deze weer in op hun eigen stukje strand, zodat ze niet meegenomen kunnen worden voor consumptie. De Zweedse jongeman laat foto’s zien van dieren die op dit eiland leven en waar hij een boek over wil maken. We doneren wat geld voor het reddingswerk dat ze doen en kopen wat snuisterijen, tevens ook voor dit goede doel. We zien een prachtig strand waar het zand zo heet is dat je er niet op kan en de stroming soms zo sterk is dat je er niet altijd kan zwemmen. We zien hoe mensen wonen in houten huisjes, waarin enkel wat matrasjes in liggen en soms een TV staat. Onze chauffeur stopt op ons verzoek bij ieder aapje dat we zien, meestal zijn we net te laat voor een foto. Hij brengt ons naar ons ressort waar we voor de poort moeten uitstappen, omdat de chauffeur het terrein niet op mag. Toevallig zit er een hele groep apen en maken we onze foto’s. Vervolgens zien we overal apen, zelfs naast ons zwembad en het restaurant, waar ze eten uit de prullenbakken proberen te stelen. De volgende dag laten we ons met een watertaxi afzetten op een onbewoond strandje. We hebben heel even het Robinson Crusoe gevoel, als we het bootje dat ons hier bracht weg zien varen. Maar dan verschijnen er uit de jungle nog een paar toeristen die de rust opzoeken en genieten van het warme zeewater. Ook wij plonsen er even in, voordat we aan ons jungle avontuur beginnen. Geen tochtje van vijf minuten, maar één van 50 volgens de Lonely Planet. Wij doen er uiteindelijk twee uur over. Maar onderweg zien we een paar hagedisjes, een familie apen op een meter afstand, wat best spannend is en als we eindelijk even kunnen uitrusten in een eettentje blijkt hier een varaan de voorraadkamer te zijn binnen geslopen. Een hoop commotie want hoe krijgen ze het beest weer buiten? Als later blijkt dat het dier een babypoesje heeft doodgebeten, heb ik intens medelijden met de klagende moederpoes, die pas weer tevreden is als ze weer herenigd wordt met haar ene overgebleven jong. We vervolgen onze route die onder boomstammen doorgaat, over rotsen heen, langs steile stukken af terwijl wij ons vasthouden aan lianen. We voelen ons meer dan avonturiers, we voelen ons Indiana Jones! Drijfnat van het zweet komen we aan bij een ressort, waar we een man zover krijgen dat hij ons terug vaart naar ons eigen ressort. De man heeft er duidelijk geen zin in, maar omwille van het geld doet hij het toch maar. Niet veel later duiken de kinderen in het zwembad en neem ik een douche, een ijskoude, want er is geen warm water. Maar ook dat hoort bij het avontuur.
40
Bijna ben ik bij dit ronde getal beland en eerlijk gezegd heb ik er helemaal geen moeite mee. Ik voel me niet oud en ben blij dat ik het worden mag. Wel moet ik toegeven dat er steeds meer rimpels in mijn gezicht komen, ook de wallen zijn niet zomaar meer weg te smeren. Het zwembandje om mijn middel (of autoband, het is maar hoe je het noemen wil) gaat niet meer weg met een weekje minder snoepen. Er komen klachten van sneller moe en van die vervelende stemmingswisselingen, die zo heten omdat dat toch aardiger klinkt dan de chagrijnige trut die ik dan kan zijn. Maar dat houd ik dan toch liever binnenhuis, zodat alleen mijn gezin daar last van heeft. Naar de buitenwereld ben ik natuurlijk die aardige spontane meid, die (bijna) altijd vrolijk is en er zo jong uit blijft zien. Alhoewel dat laatste volgens mij eigenlijk niet meer opgaat. De complimenten worden minder, mensen beginnen me steeds vaker op mijn echte leeftijd te schatten. Het gene waar ik zo op deze leeftijd wel last van krijg, zijn mijn gedachten over wat ik altijd dacht nu wel ongeveer bereikt te hebben. Zo zou ik allang een rondreis hebben gemaakt door Afrika. Zo zou ik nu een boek hebben uitgebracht die door heel Nederland verkocht werd en het eerste aanbod om het te verfilmen zou nu ongeveer wel binnen moeten zijn. Natuurlijk werd ik uitgenodigd voor het boekenbal en ook het kinderboekenbal, want ik zou uiteraard een veelzijdig schrijver zijn. Zo nu en dan zou je me natuurlijk in de bladen terugvinden en stiekem zou ik dat nog steeds heel bijzonder vinden, maar doe ik natuurlijk alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Tja, dat is dan nog niet bereikt, maar ik ben nog jong en heb nog alle tijd, toch? Een vriendin van mij werd een paar jaar geleden 40 en schoot in de stress, “is dit het nou?” dacht ze in haar blinde paniek. Dat heb ik niet zo sterk, maar ik voel een onrust in mijn lijf, alsof ik een soort haast heb. Een haast want er moet nog zo veel en de tijd gaat zo snel. Natuurlijk zijn mijn kinderen nog jong, en blijft één van mijn kinderen altijd jong, waardoor ik door hen geleefd wordt. Ik leef op hun klok, de klok die aangeeft dat ze naar school moeten, naar zwemles, naar vriendjes, naar logopedie, naar de arts, naar hobby’s, ik moet helpen op school, naar de viering kijken, naar de ouderavond…… Er is altijd wel wat en toen bedacht ik me ook nog dat ik naast de klok van de kinderen wel weer kon gaan werken. Weer een eigen hondenschool, omdat dat het enige is dat ik kan en dat ik kan combineren met die klok van de kinderen. Het is heerlijk weer bezig te zijn met volwassen mensen die iets van me willen leren. Het is ook heerlijk om te zien hoe de band groeit met de honden van deze mensen. Honden die zo trouw zijn en mij na tien jaar nog zien als die juf waartegen ze opkijken. Zachte honden, kleine honden, speelse honden, grote honden, bijtende pups (dat leer ik ze wel af), maar vooral trouwe honden. Vanaf dat ik negen jaar was stond er op mijn verlanglijstje, groot bovenaan, PONY! Dat was wat ik het liefste wou. Voor Sinterklaas kreeg ik toen eens een hobbelpaard, een grap van mijn ouders, maar voor mij een groot verdriet, want ik wilde natuurlijk een echte. Jaren later kwam die echte, mijn Eros! Eros is mijn opa paard, hij is al 25, maar nog steeds mijn maatje en mijn uitlaadklep. Als ik op hem door de bossen rijd, weet hij weer heel mijn levensverhaal. Als ik in zijn mooie ogen kijk zie ik een begrip van ‘ik ken jou’, ‘ik ken jou echt’. Niet paardenmensen die dit lezen zullen nu denken dat ik compleet doorgedraaid ben. Maar de paardenmensen zullen het begrijpen, deze dieren hebben iets bijzonders. Naast Eros kregen wij tien jaar geleden Dropje. Deze lieve Shetlandpony hoort al helemaal bij het gezin, maar nu hij bij ons huis woont, wordt deze band nog sterker. Als ik met hem bezig ben, noemt Brian hem “My Little Pony”. De meisjeswens kwam uit. Ik heb zelfs een boek over hem geschreven, fictief natuurlijk, ik zeg het maar alvast hij kan niet echt met de Kerstman door de lucht vliegen. En natuurlijk hoop ik dat dit een succesje wordt, dat veel kinderen hier met plezier in zullen lezen of voorgelezen worden. En zo zit mijn leven in elkaar op het moment dat ik 40 wordt. Het hobbelt allemaal wel voort, soms in een sneltrein en soms verplicht ik mezelf even te stoppen bij een station van een mooi plaatsje. Voor klagen is geen tijd en wat valt er nou eigenlijk te klagen, een lieve man, leuke kinderen, prachtige dieren, een leuke baan en heerlijk schrijven…. Wat heb ik dan stiekem toch best veel bereikt!
Verbondenheid
Een vriendin wordt vijftig en gaat dit vieren met een groep vriendinnen die voor haar belangrijk zijn. Waar ze zich verbonden mee voelt. In haar uitnodiging vraagt ze of ieder wil nadenken over dit woord, verbondenheid. “Wat betekent het voor jou?” zo vraagt ze. “Is het een woord, gebaar, symbool, gedicht? Neem het mee!” Zijn de woorden die in haar email staan. “Jezus” zeg ik hardop tegen het beeldscherm. Ik had best zin in een feestje, maar moet ik nu ook nog diepzinnig gaan nadenken. Het komt mij allemaal wat zweverig over. Maar misschien ben ik te jong, ik word dit jaar natuurlijk nog maar veertig, misschien is het meer iets om over na te denken als je vijftig wordt. Mijn manlief kiest voor het symbool, van ketting en handboeien. Toch komt er één woord in mij op, of eigenlijk drie. Je moet het uitspreken op zijn plat Amsterdams, dan komt het het beste over. Nu is mijn plat Amsterdams niet zo goed, maar ik zal er op oefenen. Ik zeg “t’is een gevoeletje!” Hiermee zou de kous af kunnen zijn, maar ik vermoed zomaar dat de jarige vriendin een diepere betekenis wil aan mijn uitleg.
Verbondenheid zit van binnen, het is een gevoel. Een gevoel dat je bijvoorbeeld meteen hebt met je kinderen zodra ze geboren zijn. Bij mijn oudste kwam dat trouwens pas een aantal uren later. De bevalling was zo heftig geweest en ik werd die dag zo geleefd door bezoek, verpleegsters en maar proberen borstvoeding te geven. Toen midden in de nacht het hele ziekenhuis in stilte was en die baby, waarvan ze zeiden dat hij bij mij hoorde, op mijn buik gelegd werd, kwam het gevoeletje. “Jij hoort bij mij!” Je man is ook zoiets, je wordt eerst verliefd en later ga je houden van, het klinkt zo cliché. Maar zo is het wel, het is weer dat gevoeletje. Het gevoeletje van het is goed zo, wij kunnen gewoon prima met elkaar door het leven. Familie kun je niet kiezen, dat kan het lastige zijn aan familie. Met je eigen directe familie ben je opgegroeid, samen hebben we tal van herinneringen. Dat verbindt wel, dat geeft weer een ander gevoeletje. De aangetrouwde familie is een ander verhaal, misschien hadden we hen wel nooit gekozen, maar nu zijn ze daar gewoon. Zij hebben de herinneringen en het gevoeletje met jou partner of met jou familie. En daarom heb je met hen ook een gevoeletje. Voor de één heb je een ander gevoeletje dan voor de ander. Sommige gaan wat dieper, sommige meer uit plichtsbesef. Met sommigen heb je het gevoeletje meteen, bij anderen moet het langzaam groeien.
Wij vrouwen hebben vriendinnen, deze zijn naast je kinderen de belangrijkste. Soms zelfs nog vóór je man. Dat zullen vrouwen niet snel toegeven, maar dat voelt wel zo. We kunnen best eens met een vriendin om onze eigen man lachen, maar ‘oh wee’ als je man om jouw vriendin lacht! Vriendinnen heb je in alle vormen, de ene is een ‘doe-vriendin’, de ander de ‘lach-vriendin’, dan heb je natuurlijk de ‘uithuil-vriendin’, de ‘zware gesprekken-vriendin’, de ‘roddel-vriendin’, de ‘ver weg-vriendin’ deze mag alles weten want kan toch niks doorvertellen. Uiteraard nog de ‘dubbel koppel-vriendin’ zij kwam bij de beste vriend van je man en de ‘ik vertrouw je alles toe-vriendin’. De ene vriendin is niet beter dan de ander, de combinatie van deze vriendinnen samen is ideaal. En hoe wordt een vriendin nu zo’n typische vriendin? 't Is het gevoeletje dat zij je geeft!
Avontuur
Dit jaar wordt het een avontuurlijke vakantie, een groot avontuur zelfs. We gaan namelijk met een tent op vakantie in Europa. We hebben al heel wat delen van de wereld bezocht, meestal met het vliegtuig, slapen in hotels, Bed & Breakfast of een gehuurde camper. Vroeger toen we nog geen kinderen en geld hadden gingen we met een tentje naar de Ardennen, maar sinds de kinderen er zijn is deze verbannen naar het achterste plekje op zolder. Het lijkt mij te veel gedoe en ondertussen houd ik ook wel van enige mate luxe. Maar mijn avontuurlijke man wil graag weer eens kamperen, met tent. Vervolgens staat er een achtpersoonstent voor niet duur in het Lidl-krantje en laat ik mij overhalen het ding te kopen. Ik ben zelfs degene die de loodzware zak, met tent erin, gaat halen. Het ding wordt in de achtertuin van onze buren een keer opgezet om te kijken of alles wel aanwezig is in de zak en om te kijken of in de beloofde achtspersoontent, wij alle vijf wel zullen passen. Alles lijkt mee te vallen. Niets staat ons nog in de weg om met tent, nieuwgekochte opklapstoeltjes, koelbox die op elektriciteit werkt, twee bijgekochte luchtbedden en de twee die we al hadden, ook nog een geleend opklaptafeltje en een hele hoop kleding, boeken, schoenen en spelletjes op pad te gaan. De kleine aanhangwagen die we al tien jaar niet meer gebruikt hebben komt van stal, anders is het allemaal niet mee te krijgen. De eerste stop is op een Nederlandse camping in de Ardennen. Iedereen is Nederlands zoals de eigenaar en de klanten. Je kunt er Nederlandse artikelen kopen, zelfs dagelijks de krant en er is zelfs een snackbar waar je kroketten en frikandellen kunt krijgen. Niet zo avontuurlijk vind ik. Het slapen is een ander verhaal, onze tent staat schuin en ik rol ’s nachts regelmatig tegen mijn avontuurlijke man aan, die dat wel gezellig vindt. Ik ril van de kou en trek een joggingsbroek, fleece-trui en dikke sokken aan, waarna ik nog steeds ril. De avontuurlijke man en de kinderen blijken overigens nergens last van te hebben. De douches zijn heel klein, er is geen plaas om je af te drogen en ook geen mogelijkheid om je kleren droog te houden. De tweede nacht onweert het en een harde regenbui test onze tent, deze wordt overigens goed doorstaan. Ik mopper volgende dag steen en been. Ik kan niks vinden, het is een zooi en dat gekruip door zo’n tent. Het is dan te koud, dan te heet. We hebben niet veel geluk met het weer en moeten zelfs de tafel met vijf opklapstoelen in het middenstuk van de tent persen om te kunnen eten. We trekken voort en eindigen die avond in de Elzas (Frankrijk) voor twee nachtjes, want voor één nacht vind ik het niet de moeite om de tent op te zetten. Het toiletgebouw is niet zo schoon, op de w.c.’s liggen zelfs geen w.c. brillen. Het weer is de hele dag beneden peil, net als mijn humeur. “Ik wil een huisje” mopper ik. We zoeken op internet, maar er is natuurlijk niks meer vrij. Onze volgende stop is aan het Vierwoudstrekenmeer in Zwitserland. We zijn uren bezig met het vinden van een vakantiehuisje. Aangezien het deze dag mooi weer is en ik blij word van deze omgeving geef ik groen licht voor het vinden van een camping en zetten we onze tent maar weer eens op. Na een week iedere nacht wakker te worden van de kou, zijn we toch maar eens zo slim om matjes te kopen voor onder ons luchtbed en een fleece-deken voor erop. De eerste nacht dat ik het niet meer koud heb en dat na een gezellige dag, misschien eindigt dit avontuur toch nog succesvol? Maar als ik wakker wordt hoor ik de regen hard op het dak kletteren en zien we een druppel aan de binnenkant van de tent hangen. “Condens” zeg ik positief, “maar informeer toch maar eens naar een vakantiehuisje” vervolg ik.